
Schets van 2 ULB klakken. Bron: La Penne
De klak (penne in het Frans) vindt zijn oorsprong in de Duitse studentikoze tradities die overgewaaid zijn naar België. Aan de ULB en ULg werden deze al in de 19de eeuw gedragen maar deze zijn pas vrij laat geïntroduceerd in de Vlaamse universiteiten. Rond 1878 ontstaat er wel een typische Belgische studentenpet. Dit is de pet die tegenwoordig nog aan de VUB en in Franstalige niet-katholieke middens wordt gedragen. Het is een vrij plat hoofddeksel, meestal met een lange klep. Deze is net als de Duitse petten van pseudo-militaire oorsprong. Tegen het einde van de 19de eeuw ontstonden ook de eerste insignes en tekens voor specifieke richtingen en functies. In 1926 besloot de Association générale des étudiants om de band van de klak van groen-rood naar de kleuren van brussel te veranderen. De band kreeg vanaf dan de kleur van de faculteit waar men ingeschreven was. De klak werd dan afgewerkt met gouden sterren per geslaagd jaar en zilveren voor elk gefaald jaar en verkreeg het ULB embleem met het facultair embleem (zoals de esculaap voor geneeskunde cfr. de afbeeldingen hieronder). Deze beweging ontstond omdat de klak werd gedragen door andere studenten die niet aan de ULB verbonden waren. Zo ontstond de klak zoals we die nu nog kennen. Meer info over de oorsprong van van de klak kun je hier terugvinden.
De klak wordt momenteel gedragen door vele studenten, maar allen facultair gedoopt (behoudens specifieke uitzonderingen) volgens de tradities van de universiteiten en hogescholen. De klak is wit bij aanvang met een band in de kleuren van de studierichting waarin men studeert (meestal is dit hetzelfde als de kring waarbij men is gedoopt maar dit is niet per se het geval). Zo kan men gedoopt zijn bij KEPS maar eigenlijk een oranje band hebben, al is dit uiteraard niet de voorkeur van de meeste facultaire verenigingen. Nog een bijzonderheidje is dat de 4 stichtende ULB faculteiten: Cds (cercle de science), CM (cercle Medecine), CS (Cercle Solvay) en CD (Cercle Droit), een fluwelen band hebben. Deze traditie is ook overgewaaid naar de VUB waardoor GK, SK, VRG en WK een fluwelen band hebben, ook al bestaat bv. Keps al langer dan GK. Na het eerste jaar kan een kersverse commilito de dopen bezoeken, waar de klak wederom gedoopt zal worden en bevuild, met na verloop van tijd de typische klak.

Foto van een WK klak, lid van WK en gedoopt bij CdS. Bron: WK VUB
Men bevestigt het faculteitsembleem op de achterkant van de klak en plaatst links van de klep de afkorting van de kring waarbij men gedoopt is. Aan de rechterkant van de klep plaatst men de letters van eventuele andere verenigingen. Aan de voorkant van de klak plaatst men sterren (of boulons bij PK) overeenkomstig met het aantal academiejaren alsook pinnen voor bepaalde functies (penning is geldbeugel, secretaris is veer, doopmeester is zwijn, praeses is een gouden kroon (vice zilver), …). Op de achterkant kan men eventueel een bijnaam plaatsen (vooral een traditie bij de ULB). Het is een zeer persoonlijk attribuut, waardoor elk individu het naar eigen smaak personaliseert met stickers, pinnen of andere objecten.
De sterren zouden zogezegd 6 punten hebben om te vermijden dat er 1 punt naar boven zou wijzen en er dus 1 superieur zou zijn (verwijzend naar het begrip ‘Égalité’). Logischer is echter dat het Belgische leger altijd 6 puntige sterren had. Men begint het eerste jaar met een gouden ster en indien men door al zijn vakken is plaatst men een 2de gouden ster. Elk jaar dat men voor alle opgenomen vakken geslaagd is plaatst men een gouden ster bij. Het onvolledig slagen voor een academiejaar (m.a.w. een vak mee moeten nemen) houdt in dat men het jaar erop een zilveren ster moet plaatsen, dit voor elk jaar waarbij dit van toepassing is. Bij het stoppen van een richting plaatst men een doodshoofd rechts van de sterren van die richting. Men begint dan een nieuwe telling rechts van het doodshoofd. Indien de nieuwe richting een andere faculteitsband heeft wordt er traditiegewijs een stukje band met de nieuwe kleur van de kring aangebracht op de klak, waar men de sterren dan op vastmaakt. Bekijk zeker ook eens de folkloristische richtlijnen voor meer info.

De klak van oud-voorzitter Erik Lahaye van GK, ‘Baptisé et tondu – 14/11/1962’. Bron: GK VUB
PK en CP bezitten een zwarte klak aangezien CP de eerste echte studentenkring was. Zij hadden initieel witte klakken maar wouden zich onderscheiden van de anderen. De zwarte kleur werd gekozen omdat de ingenieurs vaak nog in steenkoolmijnen moesten werken. Ze kozen ook voor boulons omdat deze gelinkt zijn met hun studierichting. Speciaal is hier dat een geslaagd jaar een zilver boulon is (i.p.v.. Een gouden ster) en een gouden boulon dus wil zeggen dat er vakken meegenomen werden. Een zwarte klak vond ook tijdelijk zijn intrede aan de ULB gedurende enkele jaren na de 2de wereldoorlog bij onder meer de Cercle Solvay, Cercle Medecine en de chemie studenten. Na een tijdje werd echter toch teruggekeerd naar de ‘klassieke’ klak. De WK’ers beschikken over een paarse band, daar waar ze aan de ULB gedurende enige tijd over een paarse klak beschikten (of toch alleszins de chemie studenten).
De klak bezit een zwarte klep waarvan de lengte te kiezen is. De klep zou volgens bepaalde mensen dienen om te vermijden dat men naar goed zoekt ter bevestiging of juist om ons te beschermen voor de blik van god. Vanuit een vrijzinnige houding is dit natuurlijk niet echt aan de orde. Het zwart zou dan weer zijn om de sterren die men bevestigt te laten schijnen om het duister te verlichten, verwijzend naar het begrip ‘Verlichting’. Dit is echter een geromantiseerde betekenis gezien de klak eigenlijk van pseudo-militaire origine is.

Schets van ULB en VUB klak. Bron: La Penne
Op de klak is ook een grote driehoek in de kleuren van de band, die staat voor de 3 waarden van de Franse revolutie: liberte, egalite et fraternite. De VUB/ULB/Ehb staat centraal in de driehoek omdat deze de waarden te bewaken. Deze driehoek was bij de initiële uniformisering van de klakken niet aanwezig. Klakken van de periode 1950 bezitten wel al over een driehoek maar van een variabele grootte en positie. De klak wordt op het hart gehouden bij het aanheffen op een cantus, bij een reglementaire ad fundum, bij momenten van eerbied (Het lied van geen taal, le semeur, kreten, …) etc. In andere gevallen dient de klak gedragen te worden, het is geen sacoche. Een traditie is/was om op de onderkant van de klak stickers te plakken van de kringen van sekspartners. Als je dus seks zou hebben met een WK’er en dit aan de wereld wilt verkondigen kun je een WK sticker op de onderkant van je klep kleven.
Klakken worden voor de meeste facultaire verenigingen besteld bij ‘Maison de la Casquette’. Tot en met 2020 bestelde WK hun klakken bij Dhaenens-Lammens, maar omwille van bepaalde omstandigheden is deze samenwerking stopgezet. Beide producenten maken klakken van verschillende kwaliteit maar zijn in essentie hetzelfde. Maison de la casquette is in 1880 opgericht als hoeden en pettenzaak, maar sinds 1927 spitsten ze zich ook op de studentenklakken. Initieel was dit door de vraag van de faculteiten geneeskunde, recht en chemie van de ULB, maar nadien volgden ook andere faculteiten. Ook Dhaenens-Lammens kent een lange geschiedenis (vermoedelijk rond 1935 gestart). Beginnende in West-Vlaanderen maakt dit familiebedrijf al jarenlang studentikoze attributen van linten, klakken maar ook vlaggen etc. Praeseslinten worden gebruikelijk hier besteld met uitzondering van MesaCosa.
Hieronder kun je een overzicht terugvinden van de verschillende pinnen en hun betekenis. Dank hiervoor aan ©Michaël Heiremans.